Archief

Streekhistorie: Het Warenhuis

Op 18 juli 2017 is Aad Vijverberg overleden. Aad was een grote deskundige op het gebied van de historische tuinbouw in Nederland. Hij heeft talloze artikelen geschreven over de Westlandse tuinbouw die verschenen zijn in het Historisch Jaarboek Westland. Zijn proefschrift "Glastuinbouw in Ontwikkeling" verscheen in 1996. In 2008 schreef hij de "Canon van de Kassen", waarin de vijftig belangrijkste ontwikkelingen en uitvindingen in de tuinbouw werden behandeld. Als eerbetoon aan Aad Vijverberg licht ik twee onderwerpen uit de 'Canon van de Kassen' over het zogenaamde warenhuis. Dit warenhuis is een Westlands/Loosduinse uitvinding en is nog steeds het basistype van de wereldwijde glastuinbouw.

Het warenhuis

Een tuinder was - en is - altijd op zoek naar goedkope oplossingen. Dat gold ook voor de Loosduinse tuinders anno 1906. De Loosduinse tuinbouw was toen gekenmerkt door twee dingen. Loosduinen was in die jaren een van de belangrijkste centra van de teelt onder platglas. De komst van de eenruiter hadden de Loosduiners aangegrepen om hun glasareaal flink uit te breiden. Na de omgeving van Amsterdam vormde Loosduinen het belangrijkste glastuinbouwgebied. In 1903/1904 waren hier de eerste komkommerkasjes gebouwd naar Engels voorbeeld. Deze dure bouwsels kon niet elke tuinder zich permitteren. Een inventieve tuinder kwam op het idee om het platglas omhoog te brengen. Een onderbouw van houten palen met een houten goot en een dek van eenruiters. In hetzelfde jaar was in Den Haag een groot warenhuis gebouwd in de Spuistraat. Dit warenhuis had een glazen koepel waardoor alle etages (4) voorzien werden van daglicht. De overeenkomst tussen beide bouwwerken gaf aan de nieuwe kas zijn naam: warenhuis.

Het grote voordeel van het warenhuis was de hoogte. Onder platglas kon men alleen laagblijvende gewassen telen als komkommers, sla, andijvie, peen en bloemkool. Tomaten toen 'Pomme d'Amour' geheten waren in opkomst en die konden in dit primitieve warenhuis goed geteeld worden.

Een belangrijke verbetering in het warenhuis was de ijzeren goot. Hiervoor werd het profiel gebruikt dat men kende van de dwarsliggers van het smalspoor.

Het warenhuis werd meestal alleen in het voorjaar en de zomer gebruikt. In de herfst en de winter werden de ramen afgenomen om de 'natuur' op de grond te laten inwerken. De ramen werden dan elders op het bedrijf gebruikt als platglas.

De noodzaak om 'de natuur te laten inwerken' op de kasgrond was bekend. Men wist ook dat de problemen op opdrachtige gronden (van nature vochtige gronden als veen en kleigrond) geringer waren dan op niet opdrachtige, droge gronden als zandgrond. Dit leidde ertoe dat tijdens de eerste wereldoorlog (1914-1918) tuinders een drainage systeem in hun kas aanlegden om vanuit de ondergrond water te infiltreren. Op die manier trachten zij het effect van de 'opdrachtigheid' te versterken. Een methode, zo schreef de tuinbouwconsulent Wiersma in 1918, die men op zand-, zavel- en zelfs vrij zware kleigronden meer en meer begint toe te passen en vrijwel algemeen is men er uiterst voldaan over. In 1932 ontdekte men de reden waarom 'de natuur moest inwerken'. Het bleek de verzilting van de kasgrond te zijn. Het infiltreren was dus niet de oplossing maar het doorspoelen loste het probleem op. Doorspoelen in combinatie met drainage maakte het mogelijk de in de bovengrond aanwezige zouten af te voeren.

Het warenhuis had als kas twee grote beperkingen, namelijk de geringe lichtdoorlatendheid en de vele kieren. Beide problemen zijn sterk verbeterd met de komst van het venlowarenhuis.

Het Venlowarenhuis

De motoren achter de ontwikkeling van de kassenbouw zijn de lichtdoorlatendheid van het kasdek en de prijs per m2. Hoe meer licht een kas binnenkomt hoe beter. En hoe goedkoper een kas is, hoe beter. Die twee factoren hebben we al gezien bij de ontwikkeling van de eenruiter. De ontwikkeling van de Venlokas illustreert diezelfde gang van zaken.

In het boek 'Kassen en Kassenbouw' uit 1918 schrijft Wiersma over de problemen van het warenhuis. Hij beschrijft het warmteverlies door de kieren tussen de eenruiters en de vele lekplaatsen die evenveel bronnen voor ziekten zijn. Hij schrijft 'construeert men het model warenhuis als vaste kas, dan zal de bouw goedkooper zijn, daar men de houten lijsten nu door een roe kan vervangen en dus besparing van materiaal en arbeidsloon krijgt.' Het idee was er dus al in 1918 maar het zou tot 1928 duren eer de lijst vervangen werd door een roede. De kas werd goedkoper en beter. Goedkoper omdat er minder hout nodig was. Illustratief is ook de eerste naam die men aan die kas gaf: crisiswarenhuis. De kas was beter omdat de lichtdoorlating groter was. Er zaten ook nadelen aan die eerste Venlokassen vast. Doordat de boven- en onderdorpel van de eenruiter verdwenen waren was de kapbreedte niet 3.20 maar 3.00 m breed. Daardoor paste er niet meer vier rijen tomaten in een kap en dat was een bezwaar.

De teelt in Venlo vond plaats op hoog ontwaterde gronden. Zoutophoping in de bovengrond was hier dus een onbekend probleem. Het 'inwerken van de natuur' zoals we gezien hebben bij het warenhuis was in Venlo niet nodig. Vast glas op de kas betekende daardoor geen probleem.

In 1950, 22 jaar na de bouw van de eerste Venlokas schrijven de medewerkers van het proefstation in Naaldwijk een boekje met als titel: 'Groenteteelt onder glas'. Het idee van de Venlokas is in dit boekje nog niet te vinden. Kennelijk was de Venlokas in Naaldwijk toen nog onbekend. Geheel onbegrijpelijk was dit niet. Vanaf 1931 (begin van de grote crisis) tot 1950 (glas kwam weer beschikbaar voor kassenbouw) had de ontwikkeling van de glastuinbouw stil gelegen.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw is de breedte van de ruit niet veranderd maar wel de lengte. Ondanks een wat steilere glashelling werd de spantbreedte op 3.20 m gebracht. Pas in 1983 is de volgende, wezenlijke stap op weg naar de verbetering van de Venlokas gezet. Toen kwamen de eerste ruiten met een breedte van 1 m op de markt. Ook deze verbetering vond plaats op het geƫigende recept: goedkoper en beter. De kas was goedkoper omdat het aantal roeden belangrijk afnam. De kas was ook beter omdat er minder schaduwgevende delen in het dak voorkwamen en er dus meer licht in de kas kwam. Daarnaast telde ook dat er minder koudebruggen in het dek voorkwamen en er dus minder warmteverlies optrad.

Auteurs: Ton Immerzeel van het Westlands Museum en Aad Vijverberg