Archief

Streekhistorie: De geschiedenis van het Kwak-complex

Afgelopen week werd het twintigjarig bestaan van Wateringse Veld gevierd. In 1997 werden de eerste huizen opgeleverd. Drie jaar eerder werd het gebied door Den Haag geannexeerd en kwam de nieuwe gemeentegrens vlak langs de Kwaklaan en het wijkje aan het begin van de laan te lopen. Op 13 september 2009 werd in De Ark een grote reünie georganiseerd voor oud-bewoners van het Kwak-complex (Kwaklaan, Vlietlaan, Vlotlaan). De Historische Werkgroep Oud-Wateringen & Kwintsheul was gevraagd om een historisch overzicht te geven van deze (gedeeltelijk al verdwenen) woonwijk. Op grond van de officiële stukken van de gemeenteraad uit het voormalige archief van de gemeente Wateringen stelde Maxim van Ooijen de onderstaande bijdrage samen. Het verhaal begint bij de eerste aankoop van gronden door de gemeente in 1933 en eindigt bij de overdracht van de huizen door de gemeente aan de Wateringsche Bouwvereeniging in 1974. De foto's zijn afkomstig van bezoekers aan de reünie.

De Kwak bestaat oorspronkelijk alleen als voetpad. Het liep van de Noordweg tot ongeveer de kerk. Daar kon de wandelaar achter de kerk langs en via de Julialaan het dorp bereiken.

Er was bij het gemeentebestuur wel de wens om het pad te verbreden en door te trekken naar het Oosteinde. Daar lag wel nog een tuin tussen en er stonden huizen. In 1933 kreeg de gemeente de kans om van tuinder H.A. Ammerlaan het hele bezit aan te kopen.

Voor ƒ 22.000,-- werd de gemeente eigenaar van "een Westlandschen tuin met schuren, waarvan één stenen, 5 muurkassen, 5 serres (waarvan 2 verwarmd) en 4 warenhuizen", 3 burgerwoonhuizen en 5 arbeiderswoningen. De druiven worden in massa verkocht bij publieke inschrijving en 1500 eenruiters worden op dinsdag 17 oktober 1933 in een boelhuis verkocht.

Van andere tuinders langs de Kwak wordt grond aangekocht voor de verbreding en slootdemping. Alleen Van Holsteijn moet worden onteigend, omdat hij er geen zin in heeft. Hij krijgt een vergoeding van ƒ 0,50 per m².

De jaren daarna wordt er gewerkt aan een nieuw uitbreidingsplan. Tegenwoordig noemen wij dat een bestemmingsplan. Architect Oosthoek werkt er druk aan, maar op een gegeven moment wil de Provincie dat er een echte stedenbouwkundige aan te pas komt. De destijds beroemde architect Van den Kloot Meijburg wordt eind 1939 ingehuurd.

Op 11 september 1940 kan dan eindelijk het plan voor de Kwak worden vastgesteld. Maar inmiddels is het wel oorlog en tijdens de oorlog gebeurt er weinig op het gebied van woningbouw. De enige beslissing die we nog tegenkomen is dat op 2 december 1942 burgemeester Bocxe officieel de straatnaam Kwaklaan vaststelt.

Na de bevrijding is het gemeentebestuur eerst bezig met alle zaken weer aan de gang te krijgen. De organisatie moet weer op orde komen, voldoende mensen om het werk te doen, er komt een nieuwe burgemeester, Meissen en het Rijk moet de woningbouw weer ter hand nemen.

Hiervoor worden allerlei financieringsregelingen ingesteld en in 1948 wordt het plan van 1940 definitief goedgekeurd. Het betreft de bouw van 22 woningen. Dit zijn de duplexwoningen.

Een jaar later krijgt de gemeenteraad te horen dat zo rond 1 november 1949 de eerste panden kunnen worden betrokken. Dan hebben al 16 mensen een vergunning gekregen om in een Kwakwoning te gaan wonen. De raad stelt de eerste huurprijs vast. Dat is per maand 31,50 en 32,50 voor de benedenwoningen en 27,50 en 28,50 voor de bovenwoningen.

Ook worden er "enkele voorwaarden omtrent de bewoning" gesteld, maar wat die precies zijn wordt niet vermeld. Tijdens het uitzoeken van de huurders hadden twee mensen bezwaren tegen de huurprijs en die trokken zich dan ook terug.



Een hele tijd gebeurt er niets, totdat er begin 1950 bekend wordt dat er 6000 woningen in Nederland worden gebouwd. Wateringen krijgt er 56. In een extra raadsvergadering op 14 april 1950 besluit de raad deze 56 goedkope woningen te bouwen voor ƒ 6800,-- per woning en ƒ 180,-- per schuurtje. Het worden uiteindelijk huizen aan de Julianastraat, Dr. Schaepmanstraat, de oneven nummers van de Irenestraat en Vlietlaan 1 t/m 15 en Vlotlaan 1 t/m 8 en 10.

Het worden echte eengezinswoningen. Burgemeester Meissen zegt hier nog over: "Bij de bouw van deze goedkope woningen is uitgegaan van de mogelijkheid van het onderbrengen van een gezin met tenminste 6 kinderen, doch zelfs voor 8 kinderen wordt de ruimte verantwoord geacht."

In december 1950 besluit de raad de laatste huizen van het Kwakplan te bouwen. Het worden 16 middenstandswoningen voor ƒ 173.892,--. De huur wordt ƒ 8,45 per week.

Dit worden de huizen Kwaklaan 12 t/m 38 en Vlietlaan 16 en 17. Nog voor de jaarwisseling wordt de bouw gegund en de burgemeester zegt tegen de raad dat hiermee "getuigd wordt, dat het gemeentebestuur paraat is in de bestrijding van de woningnood."

Na al dit gebouw blijft er nog een stukje grond over op de hoek van de Kwak en het Oosteinde. Ook heeft de gemeente nog wat grond van de erven Bom gekocht. In mei 1951 verkopen ze deze 700 m² aan Alboma uit Leiden voor de bouw van 7 eengezinswoningen. De prijs is ƒ 12,-- per m². De gemeente houdt zelf nog wat voor de bouw van een transformatorhuisje.

Twee maanden later verhuurt de gemeente nog een stukje grond aan het Boekhoudbureau LTB voor de bouw van een werkruimte. Eind 1951 zijn alle gemeentewoningen bewoond.

Nu lijkt het rustig te worden, maar in april 1952 duikt er een nieuw probleem op: de straatnaamgeving. Tot dan toe worden de woningen aangeduid met Kwak en een huisnummer. Er komt een voorstel. De straat rondom het hele complex moet Singel gaan heten en het kleine straatje rechts de Singeldwarsstraat. Het levert een hoop discussie op in de raad en uiteindelijk wordt besloten een enquête te houden onder de bewoners voor een nieuwe straatnaam.

Welke voorstellen de bewoners allemaal doen, is niet bewaard gebleven, maar twee maanden later worden Vlietlaan en Vlotlaan vastgesteld. De straatnaam Kwaklaan wordt doorgetrokken tot het Oosteinde.



De Alboma uit Leiden die nog grond kocht voor 7 woningen komt intussen in moeilijkheden en kan niet gaan bouwen. Het besluit wordt in augustus 1952 ingetrokken en een deel van de grond wordt gelijk verkocht aan de Boerenleenbank voor de bouw van een bank met kassierswoning. Ruim tien jaar later werkte bij die bank een Haags meisje en een van haar klanten was de jongste zoon van de plaatselijke garagehouder. De rest is geschiedenis.

Op 23 maart 1954 stuurt een aantal bewoners een brief naar het college. Ze willen een hek tussen de straat en de sloten rondom het complex. Er zijn namelijk nogal wat kinderen in de sloot terecht gekomen. Raadslid Donck ziet niet veel in een laag hek. Het zal kleine kinderen wel tegenhouden, maar de grote kinderen zullen het ongetwijfeld vernielen. Van der Kruit zegt vervolgens: "De ouders moeten naar hun kinderen kijken. De kinderen moeten aan een touw worden gelegd." Besloten wordt een proef te nemen met een lugustrumheg, afgezet met draad.

Later dat jaar wordt het Kwakcomplex afgerond met de bouw van twee woningen op de hoek van de Kwaklaan door Van Meurs en Zwinkels van de Strijpkade. Ze betalen ƒ 3,-- per m².

In 1955 is het al zo druk op de Kwak dat er overal auto's en vrachtwagens geparkeerd staan. Daarom komt er een stopverbod op de Vlotlaan en een parkeerverbod op de Vlietlaan.

Een groot probleem is de uitgang van de wijk op het Oosteinde. Waar nu de parkeerplaats naast de voormalige supermarkt van Brabander is, staat het nog vol met huisjes. De gemeente weet er een aantal te kopen, maar vooral de onderhandelingen met Van den Ende lopen heel stroef. Uiteindelijk weet Van den Ende er nog ƒ 13.500,-- uit te slepen. Ook wordt er voor hem een nieuwe woning gezocht.

De afbraak van al deze panden en de demping van de vaart in 1957-1958 geven de kruising Oosteinde-Kwaklaan het huidige uiterlijk.

In 1958 worden de schuurtjes vergroot omdat de bewoners hun fietsen en kolen niet meer kwijt kunnen. En ook de wasmachines zijn tegenwoordig nogal omvangrijk, zegt de burgemeester. Er komt 1,50 tot 2 meter bij. Hiervoor moet wel meer huur worden betaald: ƒ 0,25 per week.

Het gebeurt vrij vaak dat, wanneer een huurder vertrekt, er van alles aan de woning moet worden gerepareerd om het huis weer bewoonbaar te maken. Deze kosten zouden eigenlijk door de vorige huurder moeten worden betaald. Vanaf eind 1958 moet elke nieuwe huurder van de Kwak daarom een waarborgsom van ƒ 100,-- betalen. Hiervan moet een preventieve werking uitgaan, zodat de schade aan de woningen zal worden beperkt.

De jaren daarna gebeurt er weinig, behalve schilderwerk en huurverhogingen. Dan wordt het 1972. Het college vindt het niet meer verstandig dat de gemeente eigenaar is van huurwoningen. Deze worden overgedragen aan de Bouwvereeniging. Het onderhoud en beheer van de duplexwoningen en de woningwetwoningen gaat al per 1 april 1972 over. De 16 middenstandswoningen worden verkocht aan de eigenaren, de meeste voor ƒ 15.000,--. Een uitschieter is Kwaklaan 28, dat ƒ 23.000,-- opbrengt. Wel wordt er bepaald dat als iemand zijn huis binnen 5 jaar doorverkoopt, de gemeente ƒ 5.000,-- van de opbrengst krijgt.

Het uitrekenen van de waarde van de overige woningen duurt even, maar op 1 januari 1974 worden ze definitief eigendom van de Bouwvereeniging. Er is nog even een probleem omdat 18 huurders hun woning willen kopen. Het college vindt echter dat deze huizen beschikbaar moeten blijven voor minder draagkrachtige gezinnen en wijst het verzoek af.

Hiermee eindigt de gemeentelijke bemoeienis met het Kwakcomplex en hiermee eindigt dan ook mijn verhaal.

Auteur: Maxim van Ooijen van de Historische Werkgroep Oud-Wateringen & Kwintsheul