Archief

Streekhistorie: Hoek van Holland aan ramp ontsnapt

Door de jaren is Hoek van Holland getuige geweest van veel scheepsrampen. De brand op de Artemis op zaterdag 7 juni 1958 - 60 jaar geleden - was echter een ramp die met name bij de ouderen onder ons veel indruk heeft gemaakt doordat het op de Waterweg gebeurde waar iedereen het kon zien. Bovendien waren er vlakbij een hoop mensen op de been vanwege een wielerronde die voerde langs de Strandweg, Boulevard, Schelpweg en Duinweg.

Nauwelijks had de wijkraadvoorzitter, de heer D. van den Burg, hiervoor het startschot gelost toen er roetzwarte rookwolken boven de Waterweg verschenen met als gevolg dat de talrijke toeschouwers wegstroomden om te kijken wat er aan de hand was.

De aanvaring

Het inkomende Noorse schip LUKSEFJELL was met een lading stukgoed op weg naar Rotterdam en ten westen van de Berghaven raakte omstreeks 14:00 de stuurmachine defect waardoor het roer hard bakboord bleef liggen en het schip naar bakboord begon te draaien. De uitgaande Noorse tanker ARTEMIS, geladen met ca.14.000 ton benzine, was op weg van Pernis naar zee en bevond zich toen op korte afstand bovenstrooms van de Harwichsteiger.

Hierdoor ontstond gevaar voor aanvaring en op beide schepen werd vol-achteruit geslagen en beide lieten een anker vallen. Desondanks kwamen ze te 14:04 met geringe vaart met elkaar in aanvaring ter hoogte van de Berghaven. De boeg van de LUKSEFJELL trof hierbij het voorschip van de ARTEMIS aan bakboord, ter hoogte van de voorste olietank. Het eerstgenoemde schip kreeg hierbij enige schade aan de boeg, terwijl de tanker een gat kreeg in de scheepshuid net onder het dek van ca. ½ m. breed en een kleine meter hoog. De beplating daaronder werd gedeukt en ca. 2 m. verder naar beneden ontstond een kleiner gat.

De benzine spoot uit de gaten en vatte direct vlam, waardoor de LUKSEFJELL aan het voorschip geblakerd werd. Nadat het zich had losgemaakt bleef het, wat dit schip betreft, hierbij. Na geankerd te hebben om het stuurgerei enz. te klaren, kon de reis naar Rotterdam worden vervolgd.



Links de LUKSEFJELL

Brand

Op de ARTEMIS spoot de brandende benzine over vrijwel de volle lengte van het schip waardoor het voordekhuis vlamvatte en uitbrandde. Ook verspreidde brandende benzine zich over het water. De loopbrug tussen het voor- en achterdekhuis en de dek-leidingen stonden in brand en in het achterdekhuis ontstond brand in de hutten aan bakboordzijde. Volgens ooggetuigen reikte de eerste vlam tot ruim 3 maal de masthoogte omhoog, waarna deze vlam door de wind over de hele breedte van het schip werd gedrukt.

Door de ebstroom zwaaide de tanker op het anker langzaam rond over stuurboord, hierbij geassisteerd door de uitgaande Nederlandse coaster HEILOO, kapitein H. Heida, die vlak achter de ARTEMIS voer. Na de aanvaring zette de kapitein namelijk de boeg van de HEILOO tegen het achterschip van de ARTEMIS om zo te kunnen duwen.

Op de brug van de ARTEMIS zocht iedereen een goed heenkomen. De 2e stuurman, de loods en de roerganger vluchtten een paar dekken naar beneden waar ze over boord sprongen. Hierbij kwam de 2e stuurman te vallen en liep hij inwendige kneuzingen op. Zwemmend wisten ze de wal te bereiken, weg van die brandende bom. De kapitein was nog even op de brug gebleven en had de machine gestopt waarna hij naar het achterschip vluchtte waarbij hij zware brandwonden opliep.

De HEILOO nam 20 opvarenden over, die vervolgens op de Harwichsteiger aan wal werden gezet. Hier werden zij opgevangen en behandeld door EHBO-ers, Rode Kruis leden en door Britse militairen. Gelukkig waren deze organisaties reeds gemobiliseerd i.v.m. de wielerronde. Door de zware rookwolken van de brandende tanker werd de lucht van een groot gedeelte van Hoek van Holland tot ver in het Westland verduisterd.



De 'Buitenkant' staat vol met toeschouwers.

Hulp komt op gang

Inmiddels waren de reddingboot PRESIDENT JAN LELS, enkele sleepboten en enkele vaartuigen van Rijkswaterstaat uitgevaren om hulp te bieden. De reddingboot nam 7 drenkelingen en de kapitein aan boord en bracht hen naar de wal. De kapitein werd verbonden en daarna bracht de reddingboot hem weer naar de ARTEMIS zodat hij zich op de hoogte kon stellen van de situatie op zijn schip.

Om 14:05 werd brandalarm gegeven waarna de Hoekse vrijwillige brandweer uitrukte. Bij het passeren van de Berghaven zag men al op afstand, dat deze brand de beschikbare lokale middelen ruim te boven zou gaan. Daarom stapte de bevelvoerder uit bij het laatste huis aan de Cruquiusweg, terwijl de brandweerwagen doorreed naar de Steensteiger zodat men vandaar naar de ARTEMIS vervoerd kon worden. De bevelvoerder gebruikte de telefoon in het genoemde huis en trachtte de Alarmcentrale van de Brandweer in Rotterdam te bereiken, wat echter door 'in gesprek' niet lukte. Hij belde daarna met de politiepost te Hoek van Holland en verzocht deze aan de Alarmcentrale door te geven dat het om een 'grote brand' en 'olietanker-brand' ging, waarna hij zich ook naar de steiger begaf. Vanaf hier werd het brandweerpersoneel en -materieel naar de ARTEMIS overgezet met de rijkshavendienstboot RHD-5.

De kapitein was toen weer met de LELS onderweg terug naar de wal en aangezien hij vrijwel uitgeput was kon hij geen informatie over de lading geven. Omdat het dus onduidelijk was om wat voor soort lading het ging werd per mobilofoon op de RHD-5 aan de Alarmcentrale gevraagd hierover nadere informatie in te winnen in Pernis. Nadat de brandweer aan boord van ARTEMIS was gegaan gaan bleef de RHD-5 in de onmiddellijke nabijheid voor het geval het schip overhaast verlaten zou moeten worden.



De brandende ARTEMIS gezien vanaf het einde van de Steensteiger.

Het blussen

Na een korte verkenning aan boord werd besloten met de aanwezige, beperkte, middelen te volstaan met het afkoelen van dekken en scheepshuid met stralen water, in afwachting van de aankomst van versterkingen uit Rotterdam.

Opmerkelijk is dat bij inspectie - voor zover mogelijk - van alle hutten en verblijven bleek dat er nog twee mannen lagen te slapen, uitrustend van de vermoeienissen van het verblijf te Rotterdam ........ Een van hen verklaarde: 'Ik heb wel herrie gehoord, maar op een tanker hoor je zo vaak lawaai. Ineens kwamen er brandweermannen in mijn hut en begonnen aan mijn arm te trekken'.

Tegen het verblijf van de brandweer aan boord leek geen bezwaar te bestaan, daar inmiddels uit Rotterdam was gemeld dat de lading uit 'motor-gasolie' bestond. Later bleek echter dat het schip in werkelijkheid vliegtuigbenzine met een hoog octaangehalte aan boord had, bestemd voor het Amerikaanse leger in St. Nazaire! Mogelijk is de verwarring ontstaan door de onjuiste vertaling van het Engelse 'gasoline' (= benzine) in 'gasolie'?

Omstreeks 15:30 arriveerde de versterking uit Rotterdam met groot materieel, onder andere een Ahrens-Fox brandweerwagen en drie blusboten van de Gemeentelijke Havendienst. Het bevel over de brandweer werd toen overgenomen door de 'president-hoofdman' uit Rotterdam.

In eerste instantie werd verder gegaan met het afkoelen van dekken en scheepshuid met stralen water. Korte tijd later arriveerden deskundigen uit Pernis en werd bekend dat de lading van de tanker in werkelijkheid uit benzine bestond. Hierna werd de tanker direct ontruimd en werd volstaan met het nathouden van de dekken door de waterkanonnen van de havendienst-boten.



De sleepboot MAAS maakt vast op het achterschip van de ARTEMIS om dit in de stroom op te houden tijdens de vloed. Geheel rechts de reddingboot PRESIDENT JAN LELS.

De Waterweg afgesloten

Vanwege de brand op de ARTEMIS werd de scheepvaart op de Waterweg stil gelegd terwijl aan de wal in nauwe samenwerking tussen Gemeente Politie, Marechaussee en Britse Militaire Politie werd gezorgd voor afzetting. Ook werd het verkeer op de wegen in en naar Hoek van Holland beperkt en geregeld, want veel nieuwsgierigen kwamen af op de rookwolken die van verre zichtbaar waren.

Omdat omstreeks 15:30 de vloedstroom zou gaan lopen, met grote kans dat het brandende schip zou rondzwaaien op het anker en bij de Harwichsteiger terecht zou komen werden de aanwezige sleepboten op het achterschip vastgemaakt om dit in de stroom op te houden tijdens de vloed.

Omdat ook kans bestond dat brandende benzine, drijvend op het water, stroomopwaarts zou stromen werd aan de beide aan de Harwichsteiger gemeerde schepen, AMSTERDAM en EMPIRE PARKESTON, opdracht gegeven om zo snel mogelijk stoom te stoken en zo nodig op eigen initiatief te vertrekken. Met het doorkomen van de vloed kwam de ARTEMIS ongeveer een halve scheepslengte meer naar het oosten.

De brand werd nu krachtig en nauwkeurig aangepakt met een groot aantal stralen vanaf de wal. Ook ging men weer aan boord waardoor een aantal stralen vanaf het dek, onmiddellijk boven en naast de brandhaard kon worden gericht. De toevoer van lucht werd hierdoor praktisch afgesloten en omstreeks 19:00 doofde de brand in de tank. Deze afsluiting werd met behulp van het grote aantal stralen nog twee uur voortgezet, terwijl het tenslotte nodig bleek de afkoeling van de scheepswand met drie stralen voort te zetten tot vroeg in de volgende ochtend. Hierna werd het nablussen en koelen van het schip overgenomen door personeel van L. Smit & Co en Van den Tak's bergingsbedrijf.

Zeelandboot naar Vlissingen

De Zeelandboot PRINSES BEATRIX was rond het middaguur uit Harwich vertrokken naar Hoek van Holland. Aangezien de Waterweg was afgesloten kreeg de kapitein om 17:45 radio-telefonisch opdracht naar Vlissingen te varen en daar de passagiers te ontschepen en auto's en post te lossen. Het schip kwam om 21:20 in Vlissingen aan en vertrok om 00:55 naar Hoek van Holland waar om 04:45 werd afgemeerd.



Naar Schiedam

Op zondag 8 juni om 09.30 werden er 12 bemanningsleden van de Artemis weer aan boord gezet. Nadat sleepboten waren vastgemaakt werd het schip naar de boeien op de Nieuwe Maas bij Schiedam gesleept. De Noorse vlag hing toen halfstok omdat de ramp aan vier opvarenden het leven had gekost.

De bemanning van de Artemis bestond uit 43 personen. 35 werden ondergebracht in hotel America en 2 in een hotel in Rotterdam. 3 bemanningsleden werden opgenomen in het ziekenhuis Zuidwal te Den Haag. Een van hen had ernstige brandwonden en hij is in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden. Drie opvarenden van de Artemis werden vermist. Zij zijn van het brandende schip gesprongen en verdronken. Later die maand zijn hun stoffelijke resten gevonden.



Op zondag 8 juni 1958 wordt de ARTEMIS naar de boeien bij Schiedam gesleept. Omdat de machine niet te gebruiken is wordt hiervoor onder meer de zeesleepboot BARENTSZ-ZEE ingezet.

De Hoekse vrijwillige brandweer stond onder leiding van hoofdbrandmeester G. Quint en brandmeester-commandant J. van Altena. De heer Quint was tevens de agent van de Koninklijke Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen. De bemanning van de reddingboot PRESIDENT JAN LELS bestond uit: W. van Seters, schipper; A. Troost, stuurman; H. Benard, 1e machinist; F. de Weers, 2e machinist en de opstappers H. de Weers, D. Kodde en S. Visser.

De wielerronde

De wielerronde was georganiseerd door het bestuur van Kampeervereniging R.A.Z. en de beheerder van het recreatiegebouw op het kampeertrein, de heer Kooke. De netto-opbrengst was bestemd voor de Hoekse oudjes en de kinderen van de beide kampeerterreinen. Omdat alle toeschouwers wegstroomden vanwege het gebeuren rond de ARTEMIS reden de renners vrijwel zonder publiek waardoor het financiële gedeelte van de ronde, voor de Hoekse oudjes en de kinderen van de kampeerterreinen een fiasco is geworden. Bij de nieuwelingen (60 km.) won L. de Leur uit Rotterdam met een tijd van 1:40:05 en bij de amateurs (100 km.) H. Giesen uit Rotterdam met 2:39:57.

Medaille voor coasterkapitein

Op 11 februari 1960 kreeg kapitein Harmen Heida uit Groningen, gezagvoerder van het kustvaartuig HEILOO, in het Scandinavische zeemanshuis in Rotterdam uit handen van de Noorse consul-generaal te Rotterdam, de versierselen van ridder in de orde van St. Olav. Deze onderscheiding was hem door de koning van Noorwegen verleend vanwege het redden van twintig opvarenden van de ARTEMIS.

Opmerkingen

Achteraf is het altijd makkelijk om opmerkingen te maken, zeker 60 jaar na dato, maar:

· Zeker is dat Hoek van Holland is ontsnapt aan een ramp, want als de ARTEMIS was ontploft waren de gevolgen niet te overzien geweest.

· Nu zou Hoek van Holland mogelijk geëvacueerd worden bij een dergelijke calamiteit, daar was toen echter geen sprake van. In tegendeel, de toeschouwers konden dichtbij komen en alles goed zien.

· In de huidige tijd van smartphones en andere moderne communicatiemiddelen is het niet voor te stellen dat de bevelvoerder van de brandweer een huis in moest om de Alarmcentrale te bellen en toen dit niet lukte het bericht via de politie moest worden doorgegeven.

· Onduidelijkheid over de aard van de lading is tegenwoordig ondenkbaar aangezien de ladinggegevens altijd moeten worden doorgegeven en worden opgeslagen in een database.

Bronvermelding

· Boek 'In het zicht van de Haven' deel 2, door P. Heijstek en G.R. van Veldhoven.

· Archief Historisch Genootschap Hoek van Holland, o.a.:

· Weekblad 'De Vuurtoren'

· Rapport Hoofdbrandmeester G. Quint

· Archief Dirk Ruis

Archief Henk van der Lugt

Auteur: Henk van der Lugt van het Historisch Genootschap Hoek van Holland